vrijdag 3 april 2015

Verwerkingsopdracht 'Het Gouden Ei'

'Het Gouden Ei' is de naam van het boek dat ik heb gelezen, geschreven door Tim Krabbé, en ik wil er graag iets over vertellen.
Dit verhaal speelt zich af in meerdere tijden, en je kan niet goed opmaken uit de tekst wanneer het plaatsvindt. Een man, genaamd Rex, gaat met zijn vriendin, Saskia, op vakantie in Frankrijk. Onderweg komen ze langs een benzinestation. Ze weten nog niet dat hier iets ernstig mis zal gaan. Terwijl zij koffie gaat halen wacht hij bij de auto, het vreemde is dat zij spoorloos van de aardbodem is weggeveegd.


Blok 1:
Stelling 1:
'Het is een langdradig boek'

Ik vind het totaal geen langdradig boek. Het is geen lang boek, maar dat is eigenlijk een positief punt aan het boek. Aan het begin bevind je je direct in het motorische moment, want in de eerste 10 bladzijdes is Saskia al verdwenen.

'Hoe lang was ze eigenlijk al weg?
Dertien over half acht.'

Het boek was een in media res. Dit was echter niet storend en daardoor werd ik meteen al in het verhaal gezogen. Door de driftigheid van het boek kon je opmaken dat het een zeer spannend boek zou worden.

Stelling 2:
'Het verhaal zou langer mogen zijn'

Ook hier ben ik het niet mee eens, als het verhaal langer was zou je dingen vergeten die belangrijk zijn om de climax te begrijpen. Sommige stukken hadden langer mogen zijn dan andere.

'Iedereen was ongeveer even slecht 
en de meeste rally's werden vlug beslist door een belachelijke misser.'

In het tweede hoofdstuk was er een flashforward, want het gaat over de tijd na de verdwijning van Rex' vriendin. Ze is nog steeds niet gevonden en hij geeft de moed op. De overgang van een intensief stuk naar een heel rustig deel was wel wennen. Het ging over een plek in Zuid-Frankrijk, waar hij met zijn nieuwe vriendin is, en er zijn andere mensen bij uit Frankrijk. Rex en Lieneke, zijn aanstaand-verloofde, gaan badminton spelen tegen de Fransen. Het begint simpel, maar één potje duurde 2 bladzijden. Het ging erom dat als Rex zou winnen, dat hij met Lieneke zou trouwen.
Er komen wel gekke dingen voor in dit hoofdstuk, zoals het feit dat Saskia kijkt naar de wedstrijd.

'Misschien ga ik wel met haar trouwen,' zei Rex tegen Saskia die op haar knieën vanaf de zijlijn toekeek, haar rieten mand naast haar in het zand.'

Dit is een hallucinatie, omdat Rex haar nog niet uit zijn hoofd kan krijgen. Ze zit met haar rieten mand naast haar, omdat ze daarmee liep toen hij haar voor de laatste keer zag. Dit soort opmerkelijke dingen vind ik intrigerend, want het zet je aan het denken, en soms lees je er overheen.

Het hoofdstuk erna gaat een stuk terug in de tijd, naar de jeugd van Lemorne, een gekke jongen van 16. Hij zit op een hekje over een diep stuk heen. Hij denkt erover na wat er zou gebeuren als hij sprong.

'Hij zat anderhalf uur op de balustrade, denkend aan die tegenstrijdigheid en aan andere dingen, en sprong toen. Hij lag zes weken in een ziekenhuis, met een gebroken been en een dubbele armbreuk.'

Ik vind dat dit op een zeer goed bedachte wijze is geschreven, dit soort droge stukken komen wel meer voor in het boek, en uitsluitend bij Lemorne.

Stelling 3:
'Het einde was voorspelbaar'

Hier ben ik het wel mee eens, de laatste 10 bladzijden (1/6e deel van het boek) kon je eigenlijk al bedenken na de eerste twee zinnen ervan. Dit vond ik niet erg, omdat dan de rest van het verhaal niet zou kloppen, en zou het een wel héél gekke draai zijn.


Blok 2:
Het boek geeft een fantastische draai aan het begrip fragmentarisch vertellen.
Tot het eind heb je nog niet door wanneer welk hoofdstuk zich afspeelt, en in welke tijdsvolgorde het verhaal loopt. Je kan alle hoofdstukken anders opvatten dan ze eigenlijk zijn als je niet nauwkeurig leest. Elk hoofdstuk is in een andere tijd dan de vorige. Eerst is het in het heden, Saskia's verdwijning, dan de toekomst, Badminton en Lieneke, daarna het verre verleden, Lemorne's sprong, en dan weer in het heden. Je raakt hierdoor in de war, maar na de laatste bladzijde sla je het boek dicht, denk je erover na en verduidelijk je alles wat onduidelijk was.

Ook was er een duidelijk verschil tussen panoramisch- en scenisch vertellen.
Sommige delen, zoals het voorval met Saskia, waren zeer uitgebreid beschreven.
De dingen die Lemorne deed werden heel scenisch verteld.

'Lemorne pakte het pistool uit het dashboardkastje en stopte uit. Hij koos een van de jongens als eerste, en schoot hem dood.'

Die calamiteiten van hem zijn zo beschreven, dat het lijkt alsof het heel normaal is. De schrijver wilde de lezer niet laten denken dat het iets was dat goed was voorbereid. Een seconde voor de moord wist Lemorne nog niet eens wat hij zou gaan doen. Als zoiets, net zoals de sprong van het hek, groots en uitgebreid beschreven werd, zou het als effect hebben dat het lijkt alsof hij er echt goed over nagedacht had. Ik heb zelf een voorbeeld verzonnen waaraan je dit kan zien:

'Toen hij naar het 7 meter diepe dal keek duizelde het in zijn hoofd, zou hij zoiets overleven? Hij haalde zijn voeten van de onderste plank van het hek af en wreef in zijn handen. Hij sloot zijn ogen, duwde zichzelf van het hek af, en liet zich gaan. Het voelde als een eeuwigheid. De landing voelde als een stoel die achter hem vandaan getrokken werd zonder dat hij het merkte, en daarna hulpeloos rondgreep na de bemerking dat het zitvlak verdwenen was.'

Dit soort stukken zijn voorbeelden van vertraging, maar eigenlijk komen die niet echt in het boek voor, omdat het boek 60 bladzijdes bevat. Dat is ook de bedoeling van de schrijver geweest, anders herinner je de helft van het verhaal niet meer, maar dat zou juist wel moeten, omdat je dan na het boek erover na kan denken.


Blok 3:
De thriller speelt zich af in een meervoudige-vertelsituatie, want als het over Rex gaat in een hoofdstuk is het een ik-vertelsituatie, maar bij Lemorne weer niet. Dat geeft je echt het gevoel dat je Rex zelf bent. Het is aan het eind in de alwetende-vertelsituatie geschreven, want dan is het een beetje voorspelbaar. Wat er zo voorspelbaar is zoek je zelf maar uit!

-Hauke Boer

maandag 29 september 2014

Opdracht 3

a. Welke facties zijn er?

-Zelfverloochening
-Eruditie
-Oprechtheid
-Vriendschap
-Onverschrokkenheid

b. Vertel over iedere factie wat je erover te weten bent gekomen.

-Zelfverloochening:

Mensen in deze factie denken niet aan zichzelf en helpen anderen, zoals de factielozen, graag.
Ze dragen grijze, onopvallende kleding, want met opvallende kleding denk je teveel aan jezelf
en dat hoort niet. Deze factie is de regerende factie maar Eruditie vindt dat zij beter de macht kunnen hebben. Het teken van deze factie is twee schuddende handen. Omdat ze goed met elkaar om willen gaan.

-Eruditie:

Eruditie zet wijsheid en geleerdheid bovenop. In deze factie zitten de wetenschappers van Chicago.
De leden dragen blauwe jassen omdat blauw voor betrouwbaarheid en kennis staat.
De mensen van Eruditie vinden dat zij de macht zouden moeten hebben, want je hebt kennis nodig om belangrijke beslissingen te maken en Eruditie heeft meer kennis dan Zelfverlooching, wat nu aan de macht is. Deze factie heeft een oog als teken wat staat voor leergierigheid.

-Oprechtheid:

Deze factie vindt dat je nooit mag liegen. Hierin zitten rechters en advocaten. Ze zijn altijd eerlijk en geven graag hun mening over iets. Vaak als ze het niet eens met iets zijn. Ze dragen geen kleurrijke kleren omdat ze het leven zwart-wit zien. Als teken heeft deze factie een weegschaal, wat staat voor het rechtssysteem.

-Vriendschap:

De mensen in Vriendschap wonen buiten de stad. Ze stellen rust, vertrouwen, vriendelijkheid en vergeving op prijs. Hun kleding is geel, rood en groen en niet formeel. In het boek wordt niet veel verteld over deze factie. Hun teken is een boom. Dat staat voor rust en vrede.

-Onverschrokkenheid:

Dit is de politie van Chicago. Iedereen in deze factie draagt zwart met rode, stoere kleding en heeft veel tattoos en piercings. Bij Onverschrokkenheid gaat moed en kracht voorop. Je moet durven gevaarlijke dingen te doen als je hierin wilt. Het teken is een vlam omdat het gevaarlijk is en de mensen die in deze factie zitten van gevaarlijke dingen houden.

c. Tot welke facties horen of hoorden de belangrijkste personen in dit boek?


Beatrice Prior:   Eerst Zelfverloochening
                          Nu Onverschrokkenheid
Caleb Prior:       Eerst Zelfverloochening
                          Nu Eruditie
Tobias:              Onverschrokkenheid

Christina:          Eerst Oprechtheid
                          Nu Onverschrokkenheid
Will:                  Eerst Eruditie
                          Nu Onverschrokkenheid
Al:                     Eerst Oprechtheid
                          Nu Onverschrokkenheid
Jeanine:             Eruditie

Tori:                  Onverschrokkenheid

d. Wat is de keuze en het probleem van Beatrice?

Ze koos voor Onverschrokkenheid, haar probleem is dat ze 'afwijkend' is. Dat betekent dat ze niet in één bepaalde factie thuishoort. Ze is deels Onverschrokken, deels Erudiet en deels Zelfverloochenend. Ze kiest voor Onverschrokkenheid omdat ze altijd tegen de Onverschrokkenen opkeek en ook later zoals hen wilde zijn.